Het ontwerpen van een universiteitsbibliotheek is een opgave die vraagt om een visie op de hedendaagse betekenis van bibliotheken. Steeds meer faciliteert de bibliotheek een comfortabele studieomgeving die vooral ook een aanjager is voor culturele en sociale activiteiten. De combinatie met de gevoelige locatie in de Amsterdamse binnenstad zorgt voor een veelzijdige studie-ervaring.
De locatie en het concept
De positie van de universiteitsbibliotheek was gedurende zijn geschiedenis continu aan verandering onderhevig. Het boek zelf speelde daarbij centrale rol. Waar oude bibliotheken voornamelijk functioneerden als opslagplek voor boeken, faciliteren de moderne bibliotheken studenten in hun behoeften voor een passende studieplek, en als aanjager voor culturele en sociale activiteiten.
Een universiteitsbibliotheek ontwerpen in het centrum van Amsterdam betekent de confrontatie opzoeken met eeuwen van geschiedenis. De projectlocatie op het ‘Binnengasthuisterrein’ bood onder andere plek aan diverse kloosters, armenhuizen, een ziekenhuis en de universiteit. Allen omvangrijke instituten die door hun onuitwisbare sporen het terrein tot een unieke plek maken in het centrum van de stad.
In het concept voor de nieuwe universiteitsbibliotheek is gebruik gemaakt van de historische gelaagdheid, en ingespeeld op de oude kloostertypologiën.
Met een relatief eenvoudig gebaar, een L-vormige gebouwmassa, wordt er een grote binnentuin gecreërd. Door het intensiveren van de rand en de vervlechting met de bestaande universiteitsgebouwen ontstaat er een helder georganiseerde ruimte met dubbele kloostertypologie.
Op de kleinere schaal is de kloostertypologie gecombineerd met een nieuw bibliotheekconcept dat de eigentijdse mogelijkheden van de universiteitsbibliotheek ten volle benut.
De bibliotheek
Het nieuwe bibliotheekconcept laat een geleidelijke transitie zien van de publieke ruimte (het Binnengasthuisterrein) naar de contemplatieve binnentuinen. Aan de publieke ruimte zijn de informele studieplekken geplaatst waar ook in groepen kan worden gewerkt. De meer formele studieplekken zijn gesitueerd rond de binnentuinen.
Beide zones worden gescheiden door een doorgaande zone waarin zich de circulatie bevindt. Deze zone is omkleed met boeken en op diverse plekken geperforeerd waardoor er intieme niches ontstaan waarin studenten zich kunnen afzonderen. De wanden van deze tussenzone vormen hiermee zowel een buffer als een toegevoegde kwaliteit aan de studiebeleving.
In de plattegronden wordt de conceptuele transitie direct duidelijk. Vanaf de entree worden de twee lange circulatiestructuren direct onthuld en wordt de bezoeker uitgenodigd de bibliotheek te ontdekken. Op elk nieuw niveau is het voor de studenten mogelijk om te kiezen voor ofwel de contemplatieve studie-ervaring of voor de groepsruimten.
Daarbij is er op de begane grond een galerij geïntroduceerd die de binnentuin omsluit en die diverse mogelijkheden biedt om te studeren of uit te rusten. De relatie tussen de binnentuinen en de studieruimtes wordt daarbij versterkt en geactiveerd.
Hoewel de stricte conceptuele scheiding leidt tot contrasterende voor- en achtergevels, zijn beide opgebouwd uit dezelfde architectonische grammatica. Waar de voorgevel bestaat uit een zwaar baksteen voorkomen, opgehaald met een levendige plint, is de achtergevel opgebouwd uit een rigide betonnen galerij met baksteen opbouw die opent naar de binnentuin.
Op de kleinere schaal is de kloostertypologie gecombineerd met een nieuw bibliotheekconcept dat de eigentijdse mogelijkheden van de universiteitsbibliotheek ten volle benut.